Hymnen
Op uw deur, onze Heer, klop ik en ik vraag uw schatkamer om erbarmen. Al jarenlang ben ik zondaar, afgeweken van uw weg. Geef mij mijn zonden te erkennen en mij van hen af te wenden: dan zal ik leven dank zij uw genade.
Op welke deur zal ik gaan kloppen, tenzij op uw deur van ontferming, onze Heer? En wie is er die bij u voor ons ten beste spreekt vanwege onze misstappen, als uw erbarmen niet bij u voor ons ten beste spreekt, o Koning, wiens pracht door koningen aanbeden wordt?
Vader, Zoon en Heilige Geest: wees voor ons een hoge schutsmuur en een toevluchtsoord tegen de Boze en zijn legerscharen, die oorlog tegen ons voeren. Bescherm ons met de vleugels van uw erbarmen, wanneer de goeden van de slechten worden gescheiden.
Moge de stem van ons gebed de sleutel zijn die de hemelpoorten opent en mogen de Aartsengelen vanuit hun gelederen zeggen: “Hoe zoet is de stem van de stoffelijke wezens, wier verzoeken de Heer onmiddellijk zal inwilligen.”
ܒܬܰܪܥܳܟ ܡܳܪܰܢ ܢܳܩܶܫ ܐ̱ܢܳܐ܆ ܘܡܶܢ ܒܶܝܬ ܓܰܙܳܟ ܪ̈ܰܚܡܶܐ ܫܳܐܶܠ ܐ̱ܢܳܐ. ܚܰܛܳܝܳܐ ܐ̱ܢܳܐ ܕܰܫ̈ܢܰܝܳܐ ܣܛܺܝܬ ܡܶܢ ܐܽܘܪܚܳܟ. ܗܰܒ ܠܺܝ ܕܰܐܘܕܶܐ ܒܰܚ̈ܛܳܗܰܝ ܘܶܐܥܒܰܪ ܡܶܢܗܽܘܢ܆ ܘܺܐܚܶܐ ܒܛܰܝܒܽܘܬܳܟ܀
ܒܰܬܪܰܥ ܡܰܢ ܢܺܐܙܰܠ ܢܶܩܽܘܫ܆ ܐܶܠܳܐ ܒܬܰܪܥܳܟ ܚܰܢܳܢܳܐ ܡܳܪܰܢ. ܘܡܰܢܽܘ ܐܺܝܬ ܠܰܢ ܕܰܢܦܺܝܣܳܟ ܥܰܠ ܣܰܟܠܽܘܬܰܢ܆ ܐܶܢ ܪ̈ܰܚܡܰܝܟ ܠܳܐ ܢܦܺܝܣܽܘܢܳܟ܆ ܡܰܠܟܳܐ ܕܡܰܠ̈ܟܶܐ ܣܳܓܕܺܝܢ ܠܺܐܝܩܳܪܶܗ܀
ܐܰܒܳܐ ܘܰܒܪܳܐ ܘܪܽܘܚܩܽܘܕܫܳܐ܆ ܗܘܺܝ ܠܰܢ ܫܽܘܪܳܐ ܪܳܡܳܐ ܘܒܶܝܬ ܓܰܘܣܳܐ܆ ܡܶܢ ܒܺܝܫܳܐ ܘܚܰܝ̈ܠܰـܘܳܬܶܗ ܕܡܰܩܪܶܒ ܥܰܡܰܢ. ܒܟܶܢ̈ܦܶܐ ܕܪ̈ܰܚܡܰܝܟ ܣܰܬܰܪ ܠܰܢ܆ ܡܳܐ ܕܡܶܬܦܰܪܫܺܝܢ ܛܳܒ̈ܶܐ ܡܶܢ ܒܺܝ̈ܫܶܐ܀
ܢܶܗܘܶܐ ܩܳܠܳܐ ܕܰܨܠܽܘܬܰܢ ܩܠܺܝܕܳܐ ܕܦܳܬܰܚ ܬܰܪ̈ܥܶܐ ܕܰܫܡܰܝܳܐ܆ ܘܢܺܐܡܪܽܘܢ ܪ̈ܰܒܰܝ ܡܰܠܰܐܟ̈ܶܐ ܡܶܢ ܣܶܕܪ̈ܰܝܗܽܘܢ: ܟܡܳܐ ܒܰܣܺܝܡ ܩܳܠ ܥܰܦܪ̈ܳܢܶܐ܆ ܕܡܳܪܝܳܐ ܡܦܰܢܶܐ ܒܰܥܓܰܠ ܫ̈ܶܐܠܳܬܗܽܘܢ܀